Als ik later links en rechts het onderwerp voetbal, lees Ajax, nog eens laat vallen, hult men zich in zwijgen. Zelfs in het kleine cafeetje op de camping weet men van niks.
Ik weet genoeg; Ajax leeft niet bij iedereen. De wedstrijd hoef ik niet te missen; een IPad en Ziggo go, dat is genoeg!
Maandag liep ik nog in Valkenburg |
Het is inmiddels woensdag; Ajax heeft gewonnen en de wereld
veroverd. Tenminste als ik alle berichtgeving mag geloven. Wij op de fiets naar
Luxemburg centrum, op ruim 10 km gaans van onze pleisterplaats. Een prachtige
stad, veel en mooie gebouwen uit vervlogen tijden, gezellige pleinen, mooie
indrukwekkende kazematten, prachtige parken en gezellige pleinen met veel
terrassen en een heel ontspannen sfeer.
In de middag hardlopen. Het is mijn tweede loop in deze
vakantie. Maandag liep ik in Valkenburg, heuvel op en af; geen 100 meter
horizontaal, met plezier, genietend van een, voor mij als plattelander,
zevental kilometers in een glooiend landschap.
Vandaag heb ik besloten dat een rustige duurloop in zone 2
mij niet voor onoverkomelijke problemen zal plaatsen. Na 25 km op de fiets en
na een paar uur slenteren door een stad wil ik me niet uit de naad ‘werken’.
Welgemoed ga ik op pad. Het is 1 mei, de dag van de arbeid. In ons eigen land
niet iets om wakker van te liggen, maar in vele buitenlanden is het een feest-
en vrije dag. Zo ook hier in het Groothertogdom Luxemburg. De zon schijnt, de
temperatuur is aangenaam en men gaat er op uit. Fiets, racefiets, mountainbike,
kinderwagen, loopfietsen, rollatoren, scootmobiels bevolken het prachtige
fietspad. Gelijk hebben ze. Het is breed genoeg, auto’s mogen en kunnen er niet
komen. De omgeving waar het fietspad door heen loopt is de moeite waard. Er
wordt gewandeld, gefietst, op menig open plek wordt gepicknickt. Hardlopers en
joggers in overvloed en ik prijs me gelukkig dat ik een van hen kan en mag
zijn. Het loopt, ik loop, gesmeerd. Ademhaling onder controle, steeds het ene
been voor het andere, rechtop, de juiste armbeweging, voeten goed neer zetten,
tegemoet komende lotgenoten groeten met een ‘bonjour’. We zijn tenslotte in een
overwegend Franstalig land. Ik kan niet zeggen dat het een echt vlak parcours
is, maar gezien een somtijds ietwat hogere hartslag, zelfs tot in zone 4, en
het gevoel in de benen stel ik vast dat er veel vals plat moet zijn. Het is ook
warm, het zweet loopt, wind is er niet, wandelaars paraderen in zomertenue. Na
acht kilometer nog een klein rondje door een park en dan naar ‘huis’. Op de
camping is het rustig, er wordt geborreld. Daar sluit ik mij voldaan bij aan.Luxemburg stad |
Het heeft de hele nacht geregend, het kwam met bakken uit
de lucht. En Ajax ook nog verloren; er zijn vrolijker tijden. Maar vanmorgen is
het droog. Ik trek de stoute schoenen aan. Het is al weer vele dagen terug dat
ik gelopen heb. Het kwam er niet van. Lopen over een weg waar druk verkeer vlak
langs je raast, is geen pretje en op de camping waar we een drietal dagen
verbleven zag ik er geen brood in om 10 of meerdere keren een rondje camping te
doen. Maar deze morgen is het zover. We zijn in Viareggio, een plaats aan de
kust. De camping is gunstig gelegen aan de rand van een bos, het bos sluit aan
op de duinen. Om precies half acht loop ik de camping af, steek de weg over om
aan de andere kant het fietspad op te gaan. Nu is een Italiaans fietspad niet
een pad dat wij een fietspad zouden durven noemen. Het is een pad, ooit
aangelegd, oorspronkelijk afgedekt met steenslag, maar vandaag de dag
overwoekerd met onkruid, vol (val)kuilen, bezaaid met takken en boomwortels die
het lopen tot een hachelijke onderneming maken. Daar komt deze morgen nog bij,
vanwege de overvloedige regenval van de afgelopen nacht, dat er plassen staan
waar kinderen met speelgoed bootjes minstens een dag zoet zouden zijn. Het
alternatief is de weg, maar daar raast het verkeer. Noodgedwongen dus over het
pad. Binnen de kortste keren natte voeten, maar daar valt mee te leven en te
lopen. Lastiger is het dat je verschrikkelijk goed moet kijken waar je je
voeten neerzet. Na enkele honderden meters is er gelukkig een pad naar links,
het bos in. Het pad is een paar meter breed, een zanderige ondergrond, bedekt
met vnl dennennaalden en bladeren; een ‘lekkere’ ondergrond om op te lopen. Er
zijn hier en daar nog wat plassen, maar die zijn gemakkelijk te omzeilen. Het
loopt kortom gesmeerd. Ik kan dan ook goed om mij heen kijken. Het bos is een
en al chaos. Naaldbomen die verrekte kaarsrecht de hoogte in zijn gegroeid, met
alleen in de top nog een soort van kruin. Daaronder manshoog allerlei opschot.
Ik herken kamperfoelie en wat bramen struiken, maar de rest van het struikgewas
kan ik niet thuis brengen. Natuurlijk zijn er ook
Viareggio |
loofbomen, maar door de hoge
kruinen van de naaldbomen die veel licht wegnemen, zien ze er wat armetierig
uit. Het is doodstil in het bos, geen mens, geen dier, alleen af en toe het
gefluit van een vogel. Ik denk wel dat indien mij hier wat overkomt het dagen
kan duren voor ik gevonden word. Ik kan me er niet druk over maken; ik loop en
dat komt mijn humeur ten goede. Ik vorder gestaag en wanneer de begroeiing wat
dunner wordt, dringt het besef door dat de duinen niet ver weg meer kunnen
zijn. Het pad wordt minder breed, en begint te slingeren. Even lijkt alsof ik
weer van de kust weg loopt, maar met een scherpe bocht naar rechts sta ik
plotseling voor een duinlandschap bedekt met voornamelijk allerlei grassoorten
en wat struiken. De bewolking heeft de overhand, maar boven zee is het
onbewolkt. Ik ren het duingebied in, een smal paadje slingert in de richting
van het strand. De ondergrond is rul zand, het lopen kost wat meer inspanning.
Gelukkig hebben de duintjes niet die hoogte die wij kennen van onze kusten.
Maar de hartslag loopt wel wat op, ademhalen wordt hijgen en de eerste druppels
zweet vallen. Het strand is bezaaid met hout, het ziet er niet uit. Ik ploeter
naar de waterlijn in de hoop een harde ondergrond te vinden, maar dat is ijdele
hoop. In de verte zie ik vlaggen wapperen, daar zal de ‘bewoonde wereld’ wel
zijn. Daar aangekomen blijkt de wereld nog onbewoond en dat zal ongetwijfeld
liggen aan het vroege uur en het wat sombere weer. Het wordt tijd weer naar
huis terug te keren. Ik loop mijn neus maar achterna in de veronderstelling dat
ik er wel zal komen. Dat klopt, na verloop van enkele kilometers en wat bochten
herken ik de weg en een pad dat mij naar de douche en het ontbijt zal brengen.
Meeloper