Langzaam komt er leven in de brouwerij. Het merendeel van
de camping gasten staat nu eenmaal niet te boek als 'vroege vogel'. De zon
schijnt, er is nog niet veel wind. Ik loop met de hond op weg naar het uitlaat
terrein. Op een camping heerst er, zo tegen het eind van de zomer, een wat
aparte en bedaagde sfeer. De herfst nadert. Dat is te merken, niet alleen aan
de natuur. Ook aan de gasten. Pensionado's zijn in grote getale aanwezig en
verder een handvol gezinnen met kleine nog niet schoolgaande kinderen.
Ik wil me onttrekken aan die subcultuur van 'traagheid, 's
morgens uitgebreid koffiedrinken en als de vijf is in de klok een borrel en
daar tussenin een-eindje-met-de-auto als het weer wat minder is, of een
fietstochtje met de e-bike naar het volgende terras voor koffie met appelgebak,
of een bezoekje aan de zoveelste oud-Hollandse markt'. Het is een cultuur van
orde en regelmaat, van vooral zitten in de voortent, van rituelen waar alleen
bij hoge uitzondering van afgeweken kan worden.
Op een camping gebeurt altijd wat, mensen komen, mensen
gaan, zo ook vandaag. De zon schijnt, een krant, een kop koffie en tussen de
bedrijven door tijd genoeg om mijn zonden te overdenken. En zo met die blik op
oneindig en de gedachten bij de voorbije dagen en mijn inspanningen om de
conditie op peil te brengen word ik gestoord door autogeraas. Met veel gas,
blijkbaar de koppeling ingetrapt, probeert een nieuwe campinggast met auto en
caravan een bocht te ronden. Vanuit een ooghoek zie ik het angstige gezicht van
de vrouw op de passagiersstoel. De heg geeft gelukkig mee, maar de caravan
niet, met als gevolg een paar krassen over de gehele lengte. Even later
manoeuvreert hij de caravan op de plaats van bestemming, althans dat is het
plan. De vrouw, inmiddels uitgestapt, geeft aanwijzigingen. Of de aanwijzingen
zijn niet duidelijk, of de man achter het stuur trekt zich er niets van aan. Ik
ben inmiddels niet de enige die zich 'vermaakt' met dit schouwspel. De vrouw
wijst, de man geeft gas en draait aan het stuur, maar de caravan komt niet op
de plaats. Ten einde raad stapt de man uit, kijkt besluiteloos naar zijn vrouw,
wist zich het zweet van het hoofd. Het lijkt afgesproken werk. Hulptroepen
staan klaar om te helpen. Auto en caravan worden gescheiden, en met vereende
krachten wordt het vakantieverblijf op de plaats geduwd.
Oostkapelle |
Ik ben thans toe aan een duurloop. Het is prachtig
najaarsweer; niet veel wind, het is een beetje heiig, de zon breekt niet goed
door. Daar komt bij dat het nog vroeg in de morgen is. Ik heb er zin in. Vanuit
de camping loop ik in gezwinde pas richting duinen. Onderweg overdenk ik mijn
te lopen route. Als ik in het duingebied ben en vast stel dat het laag water
is, besluit ik het strand op te gaan richting Oostkapelle, Vrouwenpolder, dus
in noordelijke richting. Wat is het mooi, weinig mensen, een brede
zand/strandvlakte, prachtig 'geplaveid' en zodanig hard dat je niet wegzakt. Het
ruisen van de zee, je eigen voetstappen, je ademhaling en soms het gekrijs van
een meeuw, het is het enige wat je hoort. De golven rollen in een regelmatig
ritme het strand op, om eenmaal aangekomen spoorslags, maar traag weer terug te
keren. Strandlopertjes trippelen razendsnel voor mij uit, links en rechts
pikkend naar voedsel. Wie hier niet loopt, mist wat. Diep in gedachten
verzonken loop ik voort, de blik gericht op het oneindige niets. Plotseling
doemt er water voor mij op, het blijkt een geul te zijn die aan mijn aandacht
is ontsnapt. Ik minder wat vaart en kijk om mij heen. Om droge voeten te houden
moet ik een behoorlijk eind terug. Twijfel maakt zich van mij meester. Dan een
kloek besluit, recht vooruit en geen gezeur, tot de kuiten door het water. Ach,
slechts een tiental meters. Een kniesoor die daarover mekkert.
Het wordt tijd om terug te keren. Ik heb de keus tussen het
strand en een route door bos en duinen. Ik besluit tot de laatste optie. Dus op
zoek naar een mogelijkheid om het strand te verlaten. Als ik de vuurtoren van Burg Haamstede op
Schouwen Duiveland in het oog krijg, kan ik via een steile trap en een smal
duinpad op weg naar Domburg. Even later ben ik op het fietspad in het bos aan
de voet van de duinen. Ik mis de vergezichten, het strand en de zee. Slechts
bomen en struiken. Meestal kan ik me daar wel mee vermaken om de vermoeidheid
de baas te worden, maar nu lukt dat nauwelijks. En ik moet nog een kilometer of
zeven. Ik overweeg om maar te gaan wandelen. Daartoe sla ik linksaf en kom op
een brede laan met eikenbomen. Een paar honderd meter verderop ontwaar ik een
collega hardloper. Het is de ultieme prikkel om door te blijven gaan en te
kijken of de afstand tot mijn voorganger is te verkleinen. Tot mijn grote
vreugde lukt dat. Langzaam maar zeker kom ik meter voor meter dichterbij.
Vermoeidheid en pijn worden niet meer gevoeld. En met nog een tweetal
kilometers te gaan, als we het bos dreigen te verlaten, lopen we naast elkaar.
De man oogt nog ouder dan ik. Geen wonder dat ik hem te pakken heb. Enige
teleurstelling is mij niet vreemd. Hoewel ik stevig hijg en mijn hartslag in
zone vijf is terecht gekomen, voel ik mij aan mijn stand verplicht hem m'n
hielen te laten zien. Aldus geschiedde.
Thuis gekomen blaas ik uit. Tevredenheid overheerst. Ik heb
er achttien kilometers op zitten. Ik ben weer op de goede weg en laat de halve
marathon op Texel maar komen.
Meeloper
Geen opmerkingen:
Een reactie posten