Over een wereldstad, fysieke en geestelijke vermoeidheid en
voldoening ........
Vijftig kilometer ten zuiden van Madrid ligt Aranjuez, een
middelgrote stad. Door ons verkozen, althans de camping, vanwege de gunstige
trein verbinding met Spanjes hoofdstad. Het was ons in alle toonaarden
afgeraden om zelf met de auto de stad in te gaan, van daar. Nu moet ik wel
vaststellen dat we gisteren zonder kleerscheuren ons met auto en caravan en
vrij geruisloos, gemakkelijk en veilig, zonder getoeter en/of opgestoken
middelvinger van Spaanse en andere weggebruikers, een weg gebaand hebben door het
verkeer. Sophia, van onze Tom Tom, was duidelijk, gaf ruim van te voren aan of
we straks links of rechts moesten afbuigen en in welke baan we het beste onze
weg zouden kunnen vervolgen. We startten op rondweg M50, de buitenste, en
kwamen via de M40 als het ware vanzelf op de binnenste ring, de M30, om
uiteindelijk onder de een en over de ander na ruim drie kwartier de stad te
kunnen verlaten. Neen, dan is Parijs toch wel heel wat anders.
We komen in Aranjuez op de camping aan. Onderweg, een drie
honderd kilometer lang, geen Nederlandse camper of caravan gezien. Maar op de
camping lijkt het wel of we ergens in ons eigen land zijn en dat er een
handjevol buitenlanders voor wat aanvulling zorgt. We doen het er maar mee.
Aranjuez Royal palace |
De volgende dag met de trein naar Madrid. Vijftig kilometer
verder, negen stops en bijna een uurtje later stappen we midden in het centrum
van Madrid uit. En dat voor €16, nee geen enkeltje, maar een retourtje! We
mengen ons tussen de vele, vele toeristen, worden lastig gevallen door verkopers
van prullaria, aangeklampt door allerlei 'artiesten' die doodstil staand,
hangend of liggend hun kunsten vertonen en ons gehoor wordt op de proef gesteld
door de vele straatmuzikanten. Dan zijn er de vele bedelaars die ons medelijden
proberen aan te wakkeren, een enkeling zwaar gehandicapt, anderen
ogenschijnlijk gezond van lijf en leden. De laatsten worden regelmatig en
veelvuldig door de ontelbare politiemensen vriendelijk gemaand ergens anders
hun heil te gaan zoeken. Taxi's scheuren door de straten, gillende sirenes van
politie, brandweer en ambulance maken het beeld van een wereldstad kompleet.
Opvallend is, ondanks die ogenschijnlijke chaos, dat overstekende voetgangers,
of het Spanjaarden of toeristen zijn, door het voortrazende verkeer worden
ontzien. Er wordt voorbeeldig gestopt. Af en toe een fietser en iets vaker een
scooter slalommen door het verkeer. We wandelen door het oude centrum, nemen
deel aan een bustoer langs de hoogtepunten van de stad, mengen ons tussen de
Spanjaarden op een terrasje. Kijken tersluiks om ons heen wat de autochtonen
nuttigen en plaatsen onze bestelling bij een vriendelijke ober die ons in
gebrekkig Engels, vloeiend Spaans en met vele gebaren duidelijk probeert te
maken wat het beste en het lekkerste is en wat we beslist moeten proberen. We
volgen zijn raad op en verlaten uiteindelijk tevreden het terrasje om de
terugreis te aanvaarden. De tijd vliegt voorbij en de dag ook. Hardlopen kan
vermoeiend zijn, maar een dagje in een wereldstad doet daar niet voor onder.
Aranjuez Royal gardens |
-schoenen komen te voorschijn. Dan ga ik welgemoed op pad.
Ik ben nog geen honderd meter verwijderd van de camping of ik heb al spijt als
haren op mijn hoofd. De vermoeidheid van de dag ervoor zit me nog letterlijk en
figuurlijk in de benen. Ach, dat gevoel kent toch iedere loper wel. In het
begin, de eerste kilometer kost het moeite, maar de hoop dat naarmate je
vordert, het lopen gemakkelijker gaat, soms zelfs als vanouds. Dat speelt mij
ook door het hoofd. De omgeving is mij volstrekt onbekend en ik zou daar aan
toe willen geheel vreemd. Vanuit de camping kan ik niet anders dan een kleine
200 meter een kant op om vervolgens of links- of rechtsaf te slaan. Nu leidt de
weg links naar de stad, niet erg aantrekkelijk. Dus maar rechtsaf. Nauwelijks
op de ingeslagen weg word ik overvallen door een gevoel van moedeloosheid. Het
zijn nu niet de benen die niet soepel mee willen doen, maar recht vooruit
kijkend zie ik een kaarsrechte weg waar geen eind aan lijkt te komen. Ook de
geest laat het afweten. Ik overweeg om te keren, terug naar de veilige haven
die camping heet. Maar dat wordt me toch wel wat al te gortig. Zowel links als
rechts staan langs de weg om de tien meter prachtige bomen, platanen. Zij
brengen schaduw en dat is welkom. Achter de bomen liggen akkers. Verder is er
niks dat voor enige afleiding kan zorgen. Ik tel de bomen om de gedachten wat
te verzetten, maar binnen de kortste keren ben ik de tel kwijt. Ik probeer het
met tempo wisselingen. Ook dat helpt weinig of niets om de 'ellende' te
verzachten, dan wel te overwinnen. Ik denk aan de caravan, waar het goed toeven
is met een boek en een kop koffie. Twijfel. Ik loop door. Dan ontwaar ik heel
in de verte een lotgenoot. Misschien kan die me helpen. Ik kijk of ik de
afstand tussen hem/haar kan verkleinen.
Even lijkt het te lukken. Ik realiseer me dat de wens de vader van de gedachte
kan zijn. Als die verre collega na verloop van tijd plotseling is verdwenen
wrijf ik mij in de ogen. Een fata morgana? Is het zorgelijk?
Dan verschijnt er plotseling vanuit het niets een heel eind
verder een fietser. Ik weet het zeker. Hij/zij komt snel dichterbij. We
passeren elkaar groetend. Ik loop nog steeds en door ook. Dan begrijp ik waarom
de loper zo plotseling is verdwenen en de fietser uit het niets te voorschijn
is gekomen. Er is een pad naar links, smal, feitelijk aan het oog onttrokken
door struikgewas.
Ik vind het welletjes en keer terug in de vaste overtuiging
dat ik zo vlug mogelijk naar de camping wil. Maar naarmate ik dichterbij kom,
slaat de twijfel toe. Heb ik voor die enkele kilometers ploeteren al die moeite
gedaan? Nog een honderd meter, dan naar links en dan nog 200 meter............
Zal ik wel, zal ik niet. Ik tel de bomen, bij een oneven aantal tot de afslag
naar de camping, ga ik naar 'huis'. Negen, tien ........ Een collega loper
dient zich aan, komend vanaf de camping. Hij slaat links af. Mijn besluit staat
vast: ik volg hem op eerbiedwaardige afstand. Hij, ik, wij komen bij de rivier.
In eens realiseer ik me dat er een loopbrug over de rivier is. Terwijl hij voor
mij uit en recht door loopt, neem ik de brug. Aan de andere zijde ontvouwt zich
een park. Naar later blijkt een groot park met vele lanen en paden die kris
kras perken met bloemen, grote rechthoeken met fruitbomen, grasvelden, percelen
met struiken doorsnijden. Blijkbaar is de omgeving een bron van inspiratie voor
mij. Ik voel geen pijn, de afwisseling in de omgeving werkt louterend. Ik knoop
er zo maar een paar kilometers in een goed humeur aan vast. Op weg naar huis
stel ik tevreden vast dat het lopen voldoening schenkt.
Wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten