Langs de rand van ............
We zijn nu echt in het zuiden van Portugal. Met de auto
zijn we nog nooit zo zuidelijk in Europa geweest. Denk vooral niet dat we de
enige landgenoten hier zijn. Ze zijn er en dat is duidelijk merkbaar.
We zijn hier nu drie dagen en zegge en schrijven heb ik
hier een keer een hardloper gezien. Nou is dat ook niet verbazingwekkend als je
het goed beschouwt. De toeristen die er zijn zijn overwegend grijs, stram,
hebben bolle buiken, houden van zitten op een terras, van drinken en eten en
dat doen ze een groot deel van de dag en/of zitten/liggen op het strand, of bij
een van de vele zwembaden of op de camping. Eerlijkheidshalve moet ik wel
erkennen dat bepaalde activiteiten mij ook wel aanspreken, maar wel alles op
zijn tijd. Die toeristen zijn bereid je van alles te vertellen over hun kijk op
het leven, op Portugal, op het klimaat, op de camping en over hun eigen
vervoer- en kampeermiddel. Natuurlijk is hun caravan, camper, auto de beste.
Algarve |
Ik heb geprobeerd bij wat mensen die hier al wat langer
zijn en vaker zijn geweest (en die zijn er veel) om wat meer van de omgeving te
weten te komen. Maar verder dan wat informatie hoe je met de auto daar en daar
kunt komen reikt de kennis over het algemeen niet. Ach, met wat folder en kaart
materiaal kan je ook een eind komen. Zo sta ik op de derde dag dat we hier aan
de Algarve, of moet ik zeggen in de Algarve zijn, om acht uur vijfenveertig
klaar om te voet op pad te gaan. Vriend A is vandaag op de fiets mijn begeleider,
of zo je wilt mijn personal coach. De zon schijnt en dat is hier normaal, er is
wat wind, ook normaal en de temperatuur is gewoon warm en daarvoor zijn we
hier. Maar dat zal je niet verbazen.
Ik ga, wij gaan op weg. De camping uit, rechtsaf een
ventweg op evenwijdig aan een belangrijke regionale verkeersader. Na een
honderd meter oversteken en dan omhoog een redelijk steile helling van een
negen honderd meter om dan af te dalen naar het dorp. Ik loop links in de
schaduw, vriend A fietst rechts in de volle zon. Beiden doen we ons best om
boven te komen en dat lukt, uiteraard. Hij roept mij toe dat de snelheid ruim
boven de 10 km ligt. Ik deel hem mee dat dat op de terugweg lang niet haalbaar
meer zal zijn. De afdaling naar het dorp, naar de boulevard en het strand heeft
een lengte van iets meer dan een kilometer. Ik loop en A. fietst met de rem er
op. Beneden bij de boulevard en het strand aangekomen slaan we af naar rechts.
Een smal straatje, winkeltjes, cafeetjes aan beide kanten en daar waar wat
ruimte is ook nog een terrasje. De winkeltjes zijn nog dicht, de cafeetjes
uiteraard niet. Ik loop, vriend A fietst. We maken elkaar attent op van alles
en nog wat; een zwerfkat (?) met een muis in de bek, een loslopende hond, wat
kuilen in de weg, een aardig huisje, een paaltje dat in de weg staat, een
enorme struik bloeiende bougainville vast gegroeid aan de muur van een woning.
Oeaan, zonsondergang |
De bebouwing links houdt op, we krijgen zicht op de Oceaan,
de weg verbreedt zich, een auto komt ons tegemoet. De huizen aan de rechterkant
worden elke 50 meter groter en luxer, net als de tuinen. Asfalt gaat over in
grint en zonder een enkele aankondiging houdt het op. Althans voor auto's is er
geen weg meer. Een smal fiets-, wandelpad is het vervolg. Ongeveer vijftig
meter lager de Oceaan en rechts wat hoger gelegen nog een enkele villa. Het pad
is aanvankelijk goed begaanbaar, maar na een paar honderd meter is het gedaan
met de pret. De ondergrond is grillig, veel rotsen, het pad slingert en wordt
smal. Soms groeit er nog wat. Kuilen, losse stenen, dan weer een ondergrond die
wat zanderig aandoet. Ik moet goed kijken waar ik mijn voeten neer zet. Vriend
A fietst niet meer, dat is niet te doen. We hebben afscheid genomen. Ik loop,
het wordt een trailrun. De temperatuur is inmiddels behoorlijk opgelopen, het
zweet loopt in straaltjes over mijn gezicht. De uitzichten zijn fantastisch. De
Oceaan ligt er ogenschijnlijk, vanaf deze hoogte, rimpelloos bij. Ik sta af en
toe even stil om de prachtige vergezichten in me op te kunnen nemen, maar ik moet
voort. Het pad zou, volgens de folder informatie, mij over een viertal
kilometers bij een dorp moeten brengen. Het dorp is niet te zien. Niet echt
verwonderlijk of zorgelijk. De kust is grillig en rotsachtig, het pad kan
onmogelijk een rechte lijn volgen. Even verderop lijkt een rotsformatie een
onneembare veste, maar naarmate ik vorder, blijkt het pad en dus ik er om heen
te kunnen. Een kilometer verder, en behoorlijk wat vochtverlies meer, nog
steeds geen dorp. Ik lees voor alle zekerheid in gedachten de folder nog eens
door en ik kom niet tot een andere conclusie dan dat het dorp bereikbaar zou
moeten zijn via een vier kilometer lang wandelpad, sterker nog; ik ben er van
overtuigd dat het dit wandelpad moet zijn. Er is n.l. geen ander. Een ander wandelpad
is er niet. Daar ben ik zeker van. Dus ........ doorgaan. Op en neer, van links
naar rechts, meter na meter. En telkens dat prachtige uitzicht op zee en een
zon die zich steeds duidelijker laat voelen en het pad dat moeilijker
begaanbaar wordt. De benen laten zich
Zicht op de oceaan |
voelen. Het vochtverlies is fors; dorst.
Ik kijk achterom op zoek naar mijn personal coach. Hij is niet te zien. Ik loop
door in de hoop dat het dorp binnen afzienbare tijd bereikt kan worden. Niets
is echter minder waar. Dorst! Een smalle doorgang, met links een diepe afgrond
met een kijkje op de zee. Dan nog geen dorp. Ik kijk op mijn horloge. Het zou
er moeten zijn. Niets van dat al te bekennen. Voor mij een steile berg. Het pad
slingert in haarspeldbochten omhoog. Ik besluit om terug te gaan. De behoefte
aan water, dorst, neemt bezit van mij. De terugweg is altijd anders dan de
heenweg. Alleen vanwege de andere invalshoek waaronder je naar de omgeving
kijkt. Nu komt daar ook nog het fenomeen dorst bij. Iedere hardloper weet dat
de behoefte aan water verlammend werkt. Iedere stap die je doet is een aanslag
op je fysieke gesteldheid. De benen willen niet meer, maar niet alleen de
benen, het gehele lichaam lijkt wel te blokkeren. De armzwaai doet pijn, het
kost meer en meer moeite om niet in elkaar te zakken. Psychisch word je ook
behoorlijk op de proef gesteld. De lichamelijke behoefte aan water wordt door
het denken, geheel over genomen. En als daar niet binnen afzienbare tijd een
oplossing voor komt is het leed niet te overzien. Ik weet dat die oplossing
voor mij niet erg ver meer weg kan zijn. Ik loop tenslotte mijn personal coach
tegemoet. Zo kan ik nog genieten van de prachtige vergezichten, van de huizen,
die wit blinken in de zon, en zo'n eenheid vormen met de helling waartegen ze
lijken aangeplakt. Ik verbaas me, bij deze temperatuur en in de wetenschap dat
dit geen uitzondering is, tenslotte zijn we in de subtropen, dat de omgeving zo
ontzettend groen is. En dan is daar mijn begeleider: water. Gulzig drink ik de
bidon bijna leeg. Dat doet goed, maar eigenlijk is het te laat. Als je dorst
echt begint te voelen, dan helpt drinken niet meteen. Maar voor het zogenaamde
gevoel ben je even je dorst vergeten. We moeten voort en voort gaat het weer.
We komen in het dorp, we nemen de helling. Zoals voorspeld in een heel wat
trager tempo dan op de heenweg.
Een kwartiertje later zijn we thuis. Vriend A wordt bedankt
voor zijn begeleidende taak, voor zijn functie als water drager en natuurlijk
voor zijn aanmoediging op die laatste steile helling, die zo verrekte lang
duurde. Ik drink water, koel helder water.
Wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten