Er waren louter goed gemutste hardlopers en toeschouwers bij
en aan de start van de 10, de 30 kilometer en de halve marathon daar in
Schoorl. Dat kon ook haast niet anders. Een helder blauwe hemel, van waaruit de
zon de wit besneeuwde bomen en struiken een prachtige aanblik gaf.
Vroeg op pad
Ach, wat moesten we vroeg op pad om een eindje te gaan
hardlopen. Nou, een eindje.......het gaat in ons geval om een halve marathon,
een van de mooiste. We zijn dus op weg naar Schoorl. Onderweg een licht
besneeuwd landschap; het is prachtig! De start is om 11.00 uur. We leuteren wat
af over van alles en nog wat. Natuurlijk over onze kansen. Neen, niet op de
overwinning; wel over een mogelijke persoonlijke toptijd. Maar als dat er niet in
zal te zitten zullen we ons troosten met Arjens lijfspreuk: “lekker lopen en
genieten en meedoen is belangrijker dan winnen!”. En dat moet lukken gezien het
weer en de omgeving.
Aan de voet van de klimduin |
Voor de start
Wat er zo mooi is aan deze loop? Veel deelnemers die vol verwachting
en in een beste stemming de strijd met zich zelf willen aangaan, behoorlijk wat
publiek, een perfecte en professionele organisatie, een handdoek met opdruk na
afloop voor elke deelnemer en een
prachtig afwisselend parcours in een mooie, beschutte omgeving. En vandaag een
schilderachtig winterdecor; een landschap licht besneeuwd, een staalblauwe
lucht , een stralende zon en weinig wind. Dus wat wil een mens nog meer. We
arriveren ruim op tijd. We verkleden ons in de sporthal, drinken een kop koffie,
eten een kleinigheid, maken verschillende keren gebruik van het toilet en doen
nog wat aan een warming up. We ontmoeten een enkele bekende. Wisselen wat
gegevens uit over onze voorbereiding en over de conditie.
De Start
We zijn inmiddels van start gegaan. Het startschot heb ik
niet gehoord, maar dat maakt ook niet uit. Of je wil of niet je wordt van zelf
meegevoerd door de meute. De tijd loopt bij het passeren van de startlijn. De
eerste 7 kilometer voert ons door het dorp. Ik heb weinig oog voor de omgeving.
Het is vooral opletten, kijken waar je loopt, want het is druk en iedereen wil
voorwaarts en het liefst zo snel mogelijk. Na een drietal kilometers ontstaat
er ruimte. Iedereen schijnt zijn ritme thans wel te pakken te hebben, maar de
verschillen in tempo zijn groot. Ik word links en rechts voorbij gelopen. Maar
indachtig “hardlopers zijn doodlopers” laat ik ze vrolijk aan mij voorbij gaan.
De prijzen worden tenslotte pas aan het einde verdeeld.
Kilometer 6,7 en 8
Het loopt lekker; het tempo stemt tot tevredenheid. Ik ben
beducht voor een inzinking. Ik denk aan Ameland, aan de Adventure Run. Daar
liep het aanvankelijk ook zo makkelijk. Op een redelijk hard strand met de wind
in de rug. Later moest ik naar een versnelling lager schakelen toen we de wind
tegen kregen op weg naar de wadden dijk. Hier geen strand en geen dijk en van
de wind heb je nauwelijks last. Zojuist het dorp achter ons gelaten om de weg
te vervolgen in een bebost en besneeuwd duingebied. Rondom mij hoor ik vele
malen: “wat zijn die besneeuwde bomen en struiken mooi!!” Een enkeling probeert
met zijn Smartphone al lopend een foto te maken. Of het wat wordt, ik zal het
niet weten. Glad is het ook af en toe, vooral op die plekken waar de zon niet
kan komen. Intussen vraag ik me af hoe het met de anderen gaat. Lopen zij ook
zo lekker en genieten zij net als ik en al die anderen om mij heen?”
Tussen 9 en 12 km
Ik heb de 10 kilometer er op zitten met een bruto tijd van
53 minuten en nog wat. Het pad door het bos is modderig en hier en daar glibberig.
Dus oppassen! Het kleine groepje waarin ik loop en dat zich spontaan vormde een
paar minuten geleden, is zo juist even langs de verzorgingspost gegaan. Niet
iedereen neemt een bekertje water aan. Blijkbaar bang om uit de groep te
vallen. Er wordt niet gepraat. Het kost moeite om een slok binnen te krijgen.
Als het eindelijk lukt, verslik ik me. Hoestend en proestend vervolg ik mijn
weg. Ik ben niet de enige. De bekertjes worden aan de kant gegooid. De groep
dreigt uit elkaar te vallen. Ik vervloek mezelf dat ik een bekertje heb aan
gepakt. Ik moet lopen en niet drinken of drinken en niet lopen. De ruimtes tussen de verschillende
groepsleden worden langzaam maar zeker groter. Modder spat op bij elke stap die
je doet. En even later is het gebeurd; de groep ligt uit elkaar. Het is weer
ieder voor zich. De omgeving biedt weinig afleiding. Alleen maar bomen en
struiken, weliswaar prachtig met sneeuw getooid, maar onvoldoende om een steek
in mijn knie en een zeurende lichte pijn in mijn bovenbeen te doen vergeten. Ik
probeer er niet aan te denken. Maar de pijn neemt toe. Het overkomt me vaker en
het gaat altijd wel weer over. Maar deze keer heb ik er weinig vertrouwen in.
Mijn voorbereiding was tenslotte niet optimaal. Ik krijg behoorlijk de pest in
als ik het tempo naar beneden moet bijstellen. En zo kom ik in een vicieuze
cirkel terecht. Somberheid versterkt de pijn en pijn versterkt mijn somberheid.
Ik voel me alleen. Er loopt ook niemand
met mij mee binnen een afstand van zo’n 5 à 10 meter, schat ik in. Achter mij
hoor ik, even later, iemand langzaam maar zeker dichterbij komen. De tred is
onregelmatig. Ik luister; het is een opvallend ritme. Hij, naar ik veronderstel
een hij, zucht en puft oorverdovend. Het geluid dat hij maakt lijkt op dat van
een stoomlocomotief. Het intrigeert me en ik vergeet mijn “ellende”. Blijkbaar
heeft de persoon er nog een schepje bovenop gedaan, want hij komt nu wel erg
snel naderbij. Even later kijk ik opzij; een wat wonderlijk uitgedost persoon,
inderdaad een mans persoon, niet in de gangbare en gebruikelijke
hardloopkledij. Een trainingsbroek slobbert rond zijn lange benen, en het jack
dat hij draagt is te groot. Waarschijnlijk maskeert dat zijn royale voorkomen,
schat ik in. Hij zwabbert met zijn linkerbeen. Dat verklaart de onregelmatige
tred. Als hij voor mij loopt, dringt het tot mij door dat ik dit niet over mijn
kant kan laten gaan. Pijn of geen pijn, ik zet aan. En ik neem mij voor dat ik
deze man, als ik hem heb ingehaald, pas bij de finish weer zal zien. Inmiddels heb
ik toch maar mooi weer een paar kilometer weg gelopen. Mijn humeur is met
sprongen verbeterd sinds ik die “clown” achter me heb gelaten, de pijn in het
bovenbeen is verdwenen, mijn knie voel ik nauwelijks meer.
Tussen 12 t/m 14
Ik heb nu weer een heerlijk ritme te pakken. Ik loop ook
niet meer alleen. Dat geldt voor de meesten voor zover ik het kan overzien. Af
en toe word ik voorbij gelopen en soms haal ik iemand in. Het is de kunst om
niet te versnellen om degene die voor je loopt in te halen en waarvan je merkt
dat je op hem/haar langzaam maar zeker in loopt. Niets is zo funest om
telkenmale te versnellen; het is uitermate vermoeiend en je moet nog een eind.
Je moet je houden aan je eigen ritme! Geduld moet je hebben! Uit het niets is
er een groepje ontstaan van een zevental lopers, 5 mannen en 2 vrouwen. Het is
grappig om te zien dat we elkaar goed in de gaten houden. Anders gezegd; we
nemen elkaar de maat. Ik doe er ook aan mee. Die ene vrouw, roze muts, roze
handschoenen en roze shirt, loopt zo te zien moeiteloos; als een hinde. Naast
haar loopt een man geheel in het zwart gekleed; alles beweegt aan hem en hij
loopt zwaar. Aan de ene kant naast mij loopt een jonge man, ondanks de lage
temperatuur blote armen en benen. Het heeft niet mijn voorkeur onder deze
omstandigheden, maar het deert hem schijnbaar niet. Aan de andere kant loopt
een vrouw. Ze is klein van stuk, gedrongen postuur, donkere krullend haar en
rode konen, zij haalt hoorbaar adem. Als ik haar aan kijk, trekt ze een
pijnlijke grimas. De twee die achter mij lopen heb ik nog niet echt gezien,
maar ze zijn hoorbaar aanwezig. Ze wisselen af en toe heel kort van gedachten.
Het is echter niet te verstaan. De posities wisselen voortdurend. Als ze even
later voor mij lopen zie ik dat ze in leeftijd behoorlijk verschillen. Ze
hebben dezelfde outfit. Dat verleidt mij tot de gedachte dat ze òf familie van
elkaar zijn, òf ze zijn van dezelfde club lid. Als we een bocht naar links
maken kan ik gemakkelijk even om kijken en ik zie dat die kleine achter blijft. En zo passeren we met z’n
zessen het 14 km punt.
14 t/m 19
We lopen inmiddels in een kaal duin gebied. De wind heeft
weinig invloed op ons lopers, de zon verwarmt. Vrouw Hinde loopt nu alleen
voorop; het tempo gaat iets omhoog. Wij volgen. We komen in een meer duinachtig
gebied. De bomen zijn schaars, struiken overheersen. We maken een scherpe bocht
naar links en een honderdtal meters verder een scherpe bocht naar rechts. Ik
loop achteraan. Een van de twee “familieleden” verstapt zich in die scherpe en
enigszins gladde bocht; het is de jongste. Hij moet afhaken, de ander houdt hem
gezelschap. Als ik even later omkijk, kan ik zien dat ze nog wel (hard)lopen,
maar het tempo is er uit. We zijn nu nog met z’n vieren. De Hinde bepaalt het
tempo. Ik weet niet of ik dit kan volhouden. Bij iedere stap groeit mijn
twijfel of ik er verstandig aan doe te blijven volgen. Ik wik en weeg.
Plotseling neem ik een kloek besluit; ik laat ze gaan. Nu loop ik weer even
moederziel alleen en dat valt toch behoorlijk tegen. Even heb ik spijt dat ik
niet in het groepje ben gebleven. Ze lopen verder bij mij vandaan. Ik besluit
dan ook ze zo goed mogelijk in het vizier te houden. Tenslotte weet je maar
nooit. Mijn tempo kan ik weer wat verhogen. Ik loop weer rond de 5 minuten per km. Als ik dit kan
volhouden dan ben ik tevreden. Ik word weer eens ingehaald voor de verandering,
maar gelukkig loop ik ook geregeld iemand voorbij. Wat me opvalt, naarmate we
dichterbij het einde komen, is dat niet iedereen nog even soepel en gemakkelijk
vooruit komt. En vrouw Hinde heeft blijkbaar te maken met een inzinking. Ik
loop duidelijk op haar in.
Naar het einde
De man met de hamer moet hier ergens op de loer liggen. Het
gehijg, gesteun, gekreun neemt toe, het tempo zakt bij velen. Er zijn er zelfs
die het lopen eraan hebben gegeven en wandelend en enigszins terneergeslagen de
“reis” voort zetten. Ik besef wel dat het mij ook kan gebeuren. Maar ik betrap
me erop dat het motiverend werkt.
Motiverend om de eindstreep met opgeheven hoofd, vrolijk fluitend en vooral
hardlopend de eindstreep te passeren. Want ook ik, eerlijk is eerlijk, verlang
naar het einde.
Twee maal een scherpe bocht naar links en de finish lonkt op
nog geen 150 meter. Fototoestellen, een enkele bos bloemen, een schreeuw naar
een bekende, een laatste aanmoediging. Ik pers er zowaar nog een sprintje uit.
Ik zie de tijd; een bruto tijd die mij hoop geeft om onder de 1.50 uur uit te
komen. Dankbaar neem ik de handdoek en wat te drinken in ontvangst. En terwijl ik
sta uit te blazen....denk ik aan Durk, Rein, Frank en Klaas. Waar zullen zij
zijn? Daar is Frank. Hij zat blijkbaar vlak achter mij. Even later meldt eerst
Klaas en daarna Rein zich. Voldaan over
deze loop en ook enthousiast over hun eindtijd. En als tenslotte Durk moe, maar
opgetogen en tevreden over zijn eindtijd zich bij ons voegt, worden we het snel
eens: “het is een prachtige omgeving, een mooi parcours en het weer werkte mee
om lekker te kunnen lopen!”
Meeloper
Durk: 2.01.44 een persoonlijk record; Rein: 1,54.42 op zijn
eerste 21,1 km; Klaas: 1.53.39 een persoonlijk record; Frank: 1.49.19; Meeloper
????.
Na afloop
Na “genoten” te hebben van een miezerig, maar warm
waterstraaltje uit de douche loop ik nog even door de sporthal. Daar tref ik
Hindrik en Onno die me vertellen dat zij hier hebben meegelopen ter
voorbereiding op de marathon van Rotterdam. En even later ontmoet ik Neelie,
Anja en Baukje. Zij moeten nog starten
voor de 10 kilometer. Hoe is het hun vergaan??? Vraag het!
Anja: 46.17; Neelie: 54.54; Baukje 55.31; Onno 1.58.39; Hindrik 2.00.49
Geen opmerkingen:
Een reactie posten