Trainen

Loopgroep Sneek traint op de dinsdagavond 19:30-20:45, donderdagochtend 09:00-10:15, donderdagavond 19:30-20:45, zaterdagochtend 09:30-10:45, locatie Zeilsoos-Sneeker Jachthaven. Zondagochtend, clinictrainingen.

Loopgroep IJlst traint op de woensdagavond 19:30-20:45, locatie Sporthal Utherne.

Proeftraining of informatie: rnwths@gmail.com

maandag 11 februari 2013

ER KWAM EEN MAN BIJ DE DOKTER.......

De deur van de kleedkamer gaat moeizaam open. Eenmaal binnen stel ik vast dat het nog niet druk is. Er is nog genoeg ruimte. Ik kijk even rond en tel een zevental mannen. Op mijn goede middag volgt een mompelend welkom. Daarna is het weer stil. Alleen het geluid van een rits, een schoen die op de grond valt, een tas die wordt verplaatst en het geritsel van kleding. Wie klaar is vertrekt naar buiten.  Een eindje bij mij vandaan zit een stevig gebouwde man; dat is een eufemisme is voor een dikke man, met een opvallende buik. Hij zucht bij iedere handeling die hij verricht. Zijn gezicht staat verre van vrolijk. We kijken elkaar aan. “Ken jij de route”, vraagt-ie. “Neen, ik loop hier voor de eerste keer”. Het ijs lijkt gebroken. Er volgt een stortvloed aan informatie: “ik ook en ik doe ook voor het eerst aan zoiets mee. Weet jij waar ik mijn telefoon kan laten en mijn autosleutels.  En hoe laat moeten we starten en is 10 kilometer ver?” Dat laatste verbaast me: “tja, 10 km is 10 km”, weet ik uit te brengen. “Ja, dat snap ik ook wel, maar het is mijn eerste 10 km en ik weet niet of ik het haal. Geef me advies hoe ik moet lopen!” Een glimlach kan ik niet of nauwelijks onderdrukken. “Zet het ene been voor het andere en doe dat het hele traject”, is mijn advies. De man zucht eens diep. “ Weet je....ik was bij de dokter voor een controle. Zegt die tegen mij; het wordt tijd dat je eens wat gaat bewegen, je bent veel te zwaar. Je moet weten; ik heb een zittend beroep. Kom ik thuis en vertel het verhaal tegen mijn vrouw. Zegt die: nou wat heb ik je gezegd! Ben ik eerst eens naar zo’n sportschool gegaan. Maar daar is helemaal niks aan, maar dan ook helemaal niks. Je kijkt naar anderen en anderen kijken naar jou. Je oog valt op een slanke den van een vrouw; je weet je geen raad met je houding. Je hijgt en zweet je kapot, het is er veel te warm. Je rost wat op een paar van die apparaten, je voelt je


ongemakkelijk, want jij bent na 10 keer kapot, terwijl een of andere lulhannes na 20 keer nog vrolijk fluitend naar een volgend apparaat gaat. Je strompelt zo’n circuitje af en dat is het dan. Na afloop sterf je van de dorst. Dus, je komt thuis neemt een biertje. Nou, ik zal je vertellen: het is niks en het zal ook nooit wat worden. Mijn vrouw zei: je moet gaan hardlopen, kan je zelf bepalen wanneer je gaat. Ik zag me al door de straat lopen en de buren maar lachen. Maar ja, ’s avonds is het donker. En zo is het begonnen. Ik heb er nu ruim een half jaar opzitten, drie keer in de week. Een paar weken geleden liep ik op een avond en werd ik ingehaald door een andere (hard)loper. Lopen we gezamenlijk op en raken we aan de praat. Vraagt-ie aan mij hoever ik loop. Nou, ongeveer een kilometer of 6. Zullen we een keer aan een loopevenement meedoen. Hij vertelt dat-ie dat een keer gedaan heeft; tien kilometer.  Dat was leuk! We lopen nu geregeld met z’n tweeën. Zo is het gekomen. Maar nu ben ik hier alleen. Mijn maat is ziek.”
Ik heb geduldig geluisterd.  Het wordt nu toch wel tijd om naar buiten te gaan.  Ik sta op. Hij ook. Als we buiten zijn, vertel ik hem dat je binnen je spullen kunt afgeven. Hij vraagt of ik op hem wil wachten. Dat doe ik. Even later .............................


Na afloop
De 10 kilometer zit er voor mij op. Het was een afwisselend parcours. Niet erg zwaar. Het weer was prima, niet al te warm, de zon liet zich af en toe zien en er stond wel een stevige bries. Het grootste gedeelte van het parcours lag in een “bosachtig” gebied. Veel bomen en struiken langs de route die voor voldoende beschutting zorg droegen. Asfalt werd afgewisseld door een schelpenpad. Er waren een paar venijnige klimmetjes. Maar zoals altijd na de weg omhoog moet je ook weer een keer naar beneden. Genoeg deelnemers om je niet eenzaam te voelen.
Ik stond wat te mijmeren over het parcours, nam wat te drinken, maakte met deze en gene een praatje en nam een medaille in ontvangst. Ik had geen haast, af en toe luisterde ik naar de speaker die weer iemand verwelkomde en feliciteerde met het bereiken van de eindstreep. De tussenpose waarmee hij de deelnemers binnenloodste nam naarmate de tijd verstreek fors toe. Plotseling hoorde ik nummer 321, Jan............. uit ............. afroepen. Ik keek op en zag mijn metgezel de finish naderen. Hij zag er afgetobd uit; een hoog rode kleur, het zweet gutste over zijn gezicht, zijn haar in de war, zijn shirt drijfnat. Eenmaal de eindstreep over wankelde hij nog een eindje voort. Hij keek om zich heen, maar of hij iets of iemand zag, dat viel te betwijfelen. Ik liep snel naar hem toe en reikte hem een bekertje water aan. Hij nam het aan, zijn handen trilden en met moeite wist hij zijn hand naar zijn mond te brengen. Hij nam een slok, verslikte zich, hoestte zich de longen uit zijn lijf. Ik leidde hem naar een bankje even verder op en zette hem neer. Even later keek hij op en glimlachte naar. Ik nam maar aan dat hij in de gaten had dat we elkaar uitvoerig gesproken hadden in de kleedkamer. Ik haalde nog een bekertje water. “Ja man wat was het zwaar. Dat had ik niet gedacht. Eerst ging het nog wel, maar na zo’n kilometer of zes hoefde het voor mij allemaal niet meer. Ik heb hele stukken gewandeld. Ze liepen me maar voorbij. Wat een ellende! Af en toe ging ik maar weer hard lopen.

Was ik maar thuis, dacht ik dan. Soms ging het wel even, maar dan kwam er weer een hellinkje. Wat een ellende, hoe verzinnen ze het!” Hij kwam zienderogen bij. Ik vroeg hem of hij belang had bij een medaille. Hij keek me aan: “een medaille, krijg je die?”  Ik knikte, terwijl hij vroeg: “waar haal ik die?” “Daar”, wees ik. Hij stond op, althans dat probeerde hij. Met een plof kwam hij weer op het bankje terecht. Ik hielp hem op te staan, maar toen ik hem los liet zwaaide hij alle kanten op. Ik zei dat-ie maar weer moest gaan zitten. Met zijn startnummer heb ik toen zijn medaille opgehaald. Hij hing hem om zijn nek en het ding pronkte op zijn immense buik. Inwendig moest ik lachen om dit beeld: een grote, volwassen man, met een fors postuur, blij met een medaille. Maar toen werd het toch echt tijd voor hem om op te staan. De eerste stappen waren onzeker. Stijf en stram liep hij samen met mij richting kleedkamer. Toen ik voorstelde een wandelingetje te maken, als alternatief voor een cooling down, keek hij me aan met een blik van of ik wel goed bij mijn hoofd was. “Wat een ellende, maar ik heb het gehaald.” Eenmaal binnen zei hij dat het toch wel leuk was, dat hij een voldaan gevoel had en dat-ie wel vaker zou deelnemen aan zo’n “wedstrijd”.  En met: “misschien tot een volgende keer”, drukte hij mij de hand.
Meeloper

Geen opmerkingen:

Een reactie posten